Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Uitvoeringswet internationale kinderbescherming

 

Artikel 9
1
De beslissing tot plaatsing van, of tot verstrekking van zorg aan een uit Nederland afkomstig kind in een pleeggezin of in een instelling in een andere staat ingevolge artikel 33 van het verdrag dan wel artikel 56 van de verordening, wordt in Nederland genomen door de centrale autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2
De centrale autoriteit zendt een gemotiveerd verzoek, vergezeld van een rapport betreffende het kind, toe aan de centrale autoriteit dan wel de andere bevoegde autoriteit van de staat waar de plaatsing of de verstrekking van zorg dient plaats te vinden. Zij treedt met deze autoriteit in overleg.
3
De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt eerst genomen nadat de centrale autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, de volgende bescheiden heeft ontvangen:
a
een schriftelijke verklaring van de personen of de instelling bij welke de plaatsing of de verstrekking van zorg dient plaats te vinden, waaruit hun instemming blijkt;
b
indien gewenst, een door de centrale autoriteit of de andere bevoegde autoriteit in het land van plaatsing opgesteld rapport waaruit de geschiktheid van de pleegouder tot het verstrekken van pleegzorg aan het kind blijkt;
c
de instemming, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het verdrag, dan wel artikel 56, tweede lid, van de verordening;
d
indien toepasselijk, bescheiden waaruit blijkt dat het kind vergunning heeft of zal verkrijgen om de staat waar de plaatsing of de verstrekking van zorg zal plaatsvinden, binnen te komen en met het oog op de plaatsing of de verstrekking van zorg een verblijfsrecht in die staat heeft of zal verkrijgen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •